Systems with delays analysis control and computations 1st Edition Ivanovinstant download
Systems with delays analysis control and computations 1st Edition Ivanovinstant download
https://ebookultra.com/download/systems-with-delays-
analysis-control-and-computations-1st-edition-ivanov/
https://ebookultra.com/download/linear-control-systems-with-matlab-
applications-12th-edition-b-s-manke/
https://ebookultra.com/download/reliable-control-and-filtering-of-
linear-systems-with-adaptive-mechanisms-1st-edition-guang-hong-yang/
https://ebookultra.com/download/control-and-boundary-analysis-1st-
edition-john-cagnol/
Semi Markov Models Control of Restorable Systems with
Latent Failures 1st Edition Yuriy E Obzherin
https://ebookultra.com/download/semi-markov-models-control-of-
restorable-systems-with-latent-failures-1st-edition-yuriy-e-obzherin/
https://ebookultra.com/download/design-of-nonlinear-control-systems-
with-the-highest-derivative-in-feedback-valery-d-yurkevich/
https://ebookultra.com/download/modeling-and-control-of-vibration-in-
mechanical-systems-automation-and-control-engineering-1st-edition-
chunling-du/
https://ebookultra.com/download/sensors-and-actuators-control-systems-
instrumentation-1st-edition-de-silva/
https://ebookultra.com/download/heating-systems-plant-and-control-1st-
edition-anthony-r-day/
Systems with delays analysis control and computations 1st
Edition Ivanov Digital Instant Download
Author(s): Ivanov, A. V.; Kim, A. V
ISBN(s): 9781119117841, 1119117720
Edition: 1
File Details: PDF, 1.08 MB
Year: 2015
Language: english
Systems with Delays
Scrivener Publishing
100 Cummings Center, Suite 541J
Beverly, MA 01915-6106
Publishers at Scrivener
Martin Scrivener(martin@scrivenerpublishing.com)
Phillip Carmical (pcarmical@scrivenerpublishing.com)
Systems with Delays
Analysis, Control, and
Computations
Co-published by John Wiley & Sons, Inc. Hoboken, New Jersey, and Scrivener Publishing LLC, Salem,
Massachusetts.
Published simultaneously in Canada.
No part of this publication may be reproduced, stored in a retrieval system, or transmitted in any form or
by any means, electronic, mechanical, photocopying, recording, scanning, or otherwise, except as permit-
ted under Section 107 or 108 of the 1976 United States Copyright Act, without either the prior writ-
ten permission of the Publisher, or authorization through payment of the appropriate per-copy fee to
the Copyright Clearance Center, Inc., 222 Rosewood Drive, Danvers, MA 01923, (978) 750-8400, fax
(978) 750-4470, or on the web at www.copyright.com. Requests to the Publisher for permission should be
addressed to the Permissions Department, John Wiley & Sons, Inc., 111 River Street, Hoboken, NJ 07030,
(201) 748-6011, fax (201) 748-6008, or online at http://www.wiley.com/go/permission.
Limit of Liability/Disclaimer of Warranty: While the publisher and author have used their best efforts
in preparing this book, they make no representations or warranties with respect to the accuracy or
completeness of the contents of this book and specifically disclaim any implied warranties of merchant-
ability or fitness for a particular purpose. No warranty may be created or extended by sales representa-
tives or written sales materials. The advice and strategies contained herein may not be suitable for your
situation. You should consult with a professional where appropriate. Neither the publisher nor author
shall be liable for any loss of profit or any other commercial damages, including but not limited to spe-
cial, incidental, consequential, or other damages.
For general information on our other products and services or for technical support, please contact
our Customer Care Department within the United States at (800) 762-2974, outside the United States at
(317) 572-3993 or fax (317) 572-4002.
Wiley also publishes its books in a variety of electronic formats. Some content that appears in print may
not be available in electronic formats. For more information about Wiley products, visit our web site
at www.wiley.com. For more information about Scrivener products please visit www.scrivenerpublish-
ing.com.
ISBN 978-1-119-11758-2
10 9 8 7 6 5 4 3 2 1
Contents
Preface ix
v
vi Contents
2 Stability theory 39
2.1 Introduction 29
2.1.1 Statement of the stability problem 30
2.1.2 Eigenvalues criteria of asymptotic stability 31
2.1.3 Stability via the fundamental matrix 32
2.1.4 Stability with respect to a class of functions 33
2.2 Lyapunov-Krasovskii functionals 36
2.2.1 Structure of Lyapunov-Krasovskii quadratic
functionals 36
2.2.2 Elementary functionals and their properties 37
2.2.3 Total derivative of functionals with respect
to systems with delays 40
2.3 Positiveness of functionals 46
2.3.1 Definitions 46
2.3.2 Sufficient conditions of positiveness 47
2.3.3 Positiveness of functionals 47
2.4 Stability via Lyapunov-Krasovskii functionals 49
2.4.1 Stability conditions in the norm || · || H 50
2.4.2 Stability conditions in the norm || · || 51
2.4.3 Converse theorem 52
2.4.4 Examples 53
2.5 Coefficient conditions of stability 54
2.5.1 Linear system with discrete delay 54
2.5.2 Linear system with distributed delays 56
3.6.3 Example 3 78
3.6.4 Example 4 80
3.6.5 Example 5: Wind tunnel model 82
3.6.6 Example 6: Combustion stability in liquid
propellant rocketmotors 84
4 Numerical methods 89
4.1 Introduction 89
4.2 Elementary one-step methods 91
4.2.1 Euler’smethod 92
4.2.2 Implicit methods (extrapolation) 95
4.2.3 Improved Euler’smethod 96
4.2.4 Runge-Kutta-like methods 97
4.3 Interpolation and extrapolation of the
model pre-history 98
4.3.1 Interpolational operators 98
4.3.2 Extrapolational operators 100
4.3.3 Interpolation-Extrapolation operator 101
4.4 Explicit Runge-Kutta-like methods 102
4.5 Approximation orders of ERK-like methods 104
4.6 Automatic step size control 106
4.6.1 Richardson extrapolation 106
4.6.2 Automatic step size control 107
4.6.3 Embedded formulas 108
5 Appendix 111
5.1 i-Smooth calculus of functionals 111
5.1.1 Invariant derivative of functionals 111
5.1.2 Examples 116
5.2 Derivation of generalized Riccati equations 124
5.3 Explicit solutions of GREs (proofs of theorems) 134
5.3.1 Proof of Theorem 3.2 134
5.3.2 Proof of Theorem 3.3 137
5.3.3 Proof of Theorem 3.4 139
5.4 Proof of Theorem 1.1. (Solution representation) 139
Bibliography 143
Index 164
Preface
ix
x Preface
Acknowledgements
N.N.Krasovskii, A. B. Lozhnikov, Yu.F.Dolgii, A. I. Korotkii, O. V. Onegova,
M. V. Zyryanov, Young Soo Moon, Soo Hee Han.
Research was supported by the Russian Foundation for Basic Research
(projects 08-01-00141, 14-01-00065, 14-01-00477, 13-01-00110), the pro-
gram “Fundamental Sciences for Medicine” of the Presidium of the Russian
Academy of Sciences, the Ural-Siberia interdisciplinary project.
1
The present volume is devoted to linear time-delay system theory. We plan to prepare a
special volume devoted to analysis of nonlinear systems with delays.
2
Including properties of positiveness, and constructive presentation of the total derivative
of functionals with respect to time-delay systems.
Chapter 1
Linear time-delay
systems
1.1 Introduction
1.1.1 Linear systems with delays
In this book we consider methods of analysis, control and
computer simulation of linear systems with delays
0
ẋ(t) = A(t) x(t)+Aτ (t) x(t−τ (t))+ G(t, s) x(t+s) ds+u ,
−τ (t)
(1.1)
where A(t), Aτ (t) are n×n matrices with piece-wise contin-
uous elements, G(t, s) is n × n matrix with piece-wise con-
tinuous elements on R ×[−τ, 0], u is a given n–dimensional
vector-function, τ (t) : R → [−τ, 0] is a continuous func-
tion, τ is a positive constant.
Much attention will be paid to the special class of linear
time-invariant systems
0
ẋ(t) = A x(t) + Aτ x(t − τ ) + G(s) x(t + s) ds + u , (1.2)
−τ
1
2 Systems with Delays
where ⎡ ⎤
−a 0 0
⎢ ⎥
A0 = ⎣ 0 0 1 ⎦,
0 −ω 2 −2 ξ ω
⎡ ⎤
0 ak 0
⎢ ⎥
Aτ = ⎣ 0 0 0 ⎦ ,
0 0 0
⎡ ⎤
0
⎢ ⎥
B=⎣ 0 ⎦.
ω2
In het jaar te voren trof ook de negergemeente een groot verlies: Job, de
lieve, trouwe Job, ging na een kort ziekbed in tot de vreugde zijns Heeren.
Hier en bij andere ziek- en sterfbedden werden treffende getuigenissen van
’s Heeren genade en liefde afgelegd. Later werd nog weder beproefd om de
zendingsarbeid aldaar voort te zetten, doch het element was doodend voor
Europeanen, evenwel vreesden de Broeders, welke daarheen gezonden
werden, hiervoor niet. Vele blijken van Christelijken moed werden daar
gezien; vooral moet men de Christelijke moed bewonderen van Zuster
Hartman, die een geruimen tijd alleen overbleef, en, niettegenstaande eene
ongeneeslijke ziekte, niet ophield zich het geestelijk heil der negers en
voornamelijk het onderwijs der jeugd aan te trekken. Eindelijk bezweek ook
zij en overleed 30 December 1853. Het zendingsbestuur te Paramaribo vond
geene vrijheid om, daar het werk der zending onder de slaven zoovele
krachten vereischte, meer Broeders of Zusters naar het zoogenaamde
doodenland te zenden. De zending werd dus opgeheven. De gemeente blijft
echter bestaan; de trouwe nationaal-helpers komen meermalen in de stad,
om de geestelijke gemeenschap met de Broeders te onderhouden, en keeren
van daar versterkt en bemoedigd naar het Boschland terug, om die
gemeente op te bouwen in geloof en kennis. Er blijft eene kerk bestaan en
de Heer ziet er in genade op neder, bewaakt, beschermt die kleine
gemeente.
Welk eene uitbreiding kan zij erlangen als, na de opheffing der slavernij, de
Boschnegers zich meer in aanraking met de overige bevolking zullen
stellen, en de waardige Broedergemeente beter gelegenheid zal erlangen
hun, volgens hunne begeerte, het Woord des levens te verkondigen.
III.
Die Broeders waren ijverig bezig in de eenvoudige werkkring, die hun was
aangewezen. Hun kleêrmakers-bedrijf verschafte hun niet slechts het
noodige voor hun onderhoud, maar daarenboven konden zij hierdoor de
afgelegen zendingstations ondersteunen.
Na lang wachten genoten de Broeders de vreugde, dat (in 1768) bij drie
hunner negers eene levendige begeerte ontstond, om den weg des heils
nader te leeren kennen. Zij kwamen daartoe des avonds bij een der Broeders
(Kersten), die hunne taal magtig was, om nader onderrigt. Deze verhaalde
hun dan van de menschwording en den dood des Heeren Jezus, en van het
heil door Hem voor zondaren verworven. »Hoe het ons verheugde,” schrijft
hij in een zijner brieven, »nu wij, na lang wachten, eindelijk negers zien,
wier harten door den Heer is geopend, en bij wie eene begeerte naar het
Woord des levens komt, kan ik niet beschrijven.”
Het gedrag der nieuw bekeerden was zoodanig, dat vele regeringsleden en
bijzondere personen den wensch uitten, dat alle negers zich bekeeren
mogten. Niet alle meesters echter dachten alzoo; er waren ook onder dezen,
die hunne slaven jammerlijk mishandelden indien zij de predikatiën der
Broeders bezochten; doch de arme zwarten leden liever onregt dan weg te
blijven van de plaats waar hun werd verkondigd: het Woord der verzoening,
dat van zulke heerlijke beloften getuigt; zij verdroegen hiervoor gaarne
smaad en slagen.
Het werk Gods onder de negerslaven ging voortdurend met zegen voort;
bijna elke maand werden er door den doop in de Christelijke gemeente
ingelijfd. De gedoopten wandelden waardiglijk het Evangelie; op den 31sten
Mei 1777 kwamen vier van hen voor de eerste keer ten avondmaal; in het
volgende jaar elf en zoo breidde zich de Negergemeente al meer en meer
uit.
Eenige weken later kwam de Gouverneur (Jan Nepveu) met zijne vrouw en
een talrijk gezelschap der aanzienlijkste personen de prediking en eene
doopplegtigheid bijwonen. Den volgenden Zondag werd de toeloop der
blanken zoo sterk, dat er naauwelijks plaats voor de vele negers was.
Kersten hield toen eerst eene korte rede in het Hollandsch; betuigde zijne
blijdschap over de belangstelling der blanken, doch vervolgde, dat, daar de
kerk door de Broeders gebouwd was, om aldaar de negers het Evangelie te
verkondigen, zoo zou hij overgaan om hun in hunne taal het Woord der
verzoening in Jezus bloed en dood te prediken. Daarop zong hij met luider
stemme: »Looft den Heer alle gij Heidenen,” waarop de kleine zwarte
gemeente zingend antwoordde: »En prijst Hem alle gij volken! Alleen God
in de hoogte zij de eere, enz.” Niettegenstaande het groot gemengd aantal
van blanke toehoorders, onder welke zich ook verscheidene Joden
bevonden, heerschten stilte en orde tot aan het einde; en allen waren
verwonderd over de aandacht der Negers en over hun harmonisch gezang.
In het jaar 1779 ontvingen de Broeders een stuk land, buiten de stad, van de
regering ten geschenke, tot begraafplaats der Christen-negers. De
opwekking onder de slaven ging gezegend voort; gewoonlijk waren bij de
prediking twee honderd aandachtige toehoorders tegenwoordig. Het getal
der gedoopten en der avondmaalgangers vermeerderde en weldra moest de
kerk worden vergroot; verscheidene heeren uit Paramaribo gaven daartoe
bijdragen.
Ook opende zich aan het einde van hetzelfde jaar eene deur voor de
Broeders, om de slaven op de plantaadjes het Evangelie te verkondigen.
Zekere heer Palmer, eigenaar van de plantaadje Fairfield, tien uren van
Paramaribo, aan de Commewijne gelegen, noodigde de Broeders uit aan
zijne negers (150) Gods Woord te prediken.
De Broeders gaven gaarne aan deze roepstem gehoor. Toen Broeder Kersten
hun de liefde des Verlossers bekend maakte, hieven deze arme slaven de
handen ten hemel en dankten God met luider stemme, dat Hij dit liefelijke
woord ook tot hen deed komen.
Later werden de bezoeken ook tot andere plantaadjes uitgestrekt. Eene vaste
zendingspost werd noodig geacht, ten einde beter aan de zich meer en meer
openbarende behoefte der negers naar het Evangelie te kunnen voldoen. De
regering schonk den Broeders daartoe in 1785 een stuk grond, bij de
zamenvloeijing der Commewijne en Cottica, Sommelsdijk, naar een
vroeger aldaar gelegen fort genaamd. De plaats was ongezond en moerassig
en de beide eerste zendelingen, die zich aldaar vestigden, vielen als
slagtoffers dier ongezonde ligging. Intusschen had men hoop daar met
kracht werkzaam te zijn. Vele negers der naburige plantaadjes kwamen er
om de prediking bij te wonen; het woord Gods werkte met kracht en reeds
aan het einde van 1786 waren 164 zielen onder de leiding der Broeders.
Evenwel deden er zich groote zwarigheden op. Dewijl de negers van de
plantaadjes niet anders dan te water naar Sommelsdijk konden komen,
omdat hieraan gevaren waren verbonden, zoodat werkelijk in 1788 drie
negerinnen, bij hare terugkomst van Sommelsdijk, in de rivier verdronken,
zoo weigerden de meesters hunnen slaven langer naar Sommelsdijk te gaan.
De Broeders werden dus genoodzaakt de plantaadjes te bezoeken.
Bij den vreeselijken brand van 1821 werd de zendingskerk als door een
wonder gespaard, en weldra was zij te klein om de toenemende gemeente te
bevatten. Zes en negentig volwassenen werden in dat jaar gedoopt. De
scholen, waar de negerkinderen in het lezen en zingen, en in het van buiten
leeren van spreuken en liederen, onderwijs ontvingen, namen in bloei toe.
Van de Neger-Engelsche vertaling van een te Londen gedrukt werkje:
»Hoofdinhoud van Jezus leer,” werd gretig gebruik gemaakt.
Den 21sten Julij 1826 was het 50 jaren geleden, dat de eerste neger door den
doop in de Christelijke gemeente werd ingelijfd. De herinnering hieraan
werd door de Negergemeente feestelijk herdacht. Vele stadbewoners namen
aan deze feestviering deel. Gedurende den vijftigjarigen arbeid onder de
slaven waren 2477 gedoopt; toenmaals bevonden zich 1800 negers onder de
leiding der zendelingen.
Reeds door het bouwen eener ruimere kerk was in de stad aan een grooter
aantal slaven gelegenheid gegeven het woord Gods te hooren. Door de
Broeders was mede godsdienstig onderwijs aan de kinderen in de stad
gegeven, welk onderwijs vooral goede vruchten opleverde, toen men aan
die kinderen ook het woord Gods in handen kon geven. Door het Britsch en
Buitenlandsch Genootschap was eene vertaling van het Nieuwe Testament
in het Neger-Engelsch bezorgd; waarvan de Broeders slechts afschriften
bezaten. Zoodra het ruchtbaar werd, dat dergelijke boeken waren te
bekomen, wenschten vele negers zich dien kostbaren schat aan te schaffen.
Ongeveer dertig stuks werden ten geschenke gegeven aan zulke
schoolkinderen, welke vlug en goed konden lezen, en deze kinderen waren
niet zelden de werktuigen, waardoor hunne ouders met de Heilige Schrift
bekend gemaakt werden. Het getal kinderen, die vrij geregeld de school
bezochten, bedroeg toenmaals reeds honderd en dertig. De zondagschool
werd ook door volwassenen bezocht.
In 1831 zond men van Zeist aan de Broeders eene drukpers, met al hetgeen
noodig was om Neger-Engelsche schoolboeken te drukken. In 1835 werd de
Negergemeente verblijd door de ontvangst van een orgel voor de nieuwe
kerk, mede uit Zeist gezonden. De kerk was bij den brand van 1832 weder,
gelijk in 1821, door Gods goedheid, bewaard gebleven, terwijl de kerken
der andere gemeenten in de asch waren gelegd. De Broeders boden hun
bedehuis der Hervormde en Luthersche gemeenten aan, ten einde daarin de
kerkedienst waar te nemen, van welke vriendelijke aanbieding door de
Hervormde Gemeente gebruik werd gemaakt. Door de koloniale regering
werden de Broeders uitgenoodigd het fort Nieuw Amsterdam te bezoeken
om aldaar te prediken en door het Geregtshof werd hun de zielezorg voor de
gevangenen opgedragen. Deze welwillende gezindheid der regering
oefende ook invloed uit op de stemming van bijzondere personen, en de
vooroordeelen tegen de Broeders verminderden bij den dag.
Het aantal plantaadjes, waar het den Broeders vergund werd het Evangelie
te verkondigen, bleef lang zeer klein. De opzigters der plantaadjes, voor zoo
verre zij niet als vijandig tegen het zendingswerk waren bekend, zagen
echter tegen de onkosten op, die het godsdienstig onderwijs der slaven
vorderden. Want, daar in Suriname meest alle reizen te water moeten
geschieden, en de zendelingen, die te Paramaribo van hun handwerk
leefden, geene middelen bezaten om zich roeibooten en negers voor hunne
maandelijksche bezoeken op de plantaadjes aan te schaffen, moesten de
Directeurs hen laten afhalen, of van de eene naar de andere plantaadje
vervoeren. Ook moest men bij een dergelijk bezoek den slaven eenigen
rusttijd gunnen tot het bijwonen van de predikatie en het onderwijs in de
godsdienst.
Een ander bezwaar was, dat, wegens den verren afstand van sommige
plantaadjes van Paramaribo, het den Broeders aldaar moeijelijk viel hen te
bezoeken, waarom zij zeer wenschten meerdere zendingsstations in de
kolonie te kunnen oprigten, van waar de toegang tot de negers der
omliggende plantaadjes gemakkelijker was. Deze beide bezwaren werden
opgelost door de reeds gemelde Maatschappij. Door haar werd in het
gebrek aan roeibooten en negers voorzien, en in 1835 de tot het doel
gunstig gelegen plantaadje Charlotte-burg aangekocht en den Broeders ten
gebruike afgestaan.
Sedert dien tijd treedt eene nieuwe periode der zending in. Nog hadden wel
de Broeders vele bezwaren te overwinnen: onwil bij verscheidene directeurs
en administrateurs, ongeloof, verblindheid en gehechtheid aan Heidensche
gewoonten bij de negers, doch de Heer gaf aan zijne dienstknechten en
dienstmaagden kracht en in Zijne kracht bestreden zij de vesten des
Heidendoms en—overwonnen. Meerdere vaste zendingsposten werden
opgerigt, waarop Broeders en Zusters met groote trouw werkzaam waren.
Sedert 1850 vooral zijn meerdere vaste posten gevestigd en heeft men
pogingen aangewend om regelmatige scholen voor de kinderen op de
plantaadjes op te rigten, doch hierbij had men groote zwarigheden te
overwinnen. Eene circulaire, waarbij de Broeders aan de planters vroegen
hun kweekelingen af te staan, om op hunne school tot nationaal-helpers en
onderwijzers te worden gevormd, bleef zonder vrucht; eerst een
uitdrukkelijk bevel van de in Nederland wonende eigenaars maakte de
plantaadje-bestuurders gewilliger om kweekelingen voor deze school af te
staan. De eerste knaap, die men daartoe afstond, was een kreupele, die door
zijn ligchaamsgebrek niet geschikt voor den veldarbeid was.
In het jaar 1851 eindelijk kwam die school tot stand, op het nabij
Paramaribo gelegen Beekhuizen. Tien kweekelingen werden opgenomen en
ontvingen onderrigt in den Bijbel en de Catechismus, in het rekenen en
zingen; eerst in 1856 werd het den Broederen veroorloofd onderwijs in het
schrijven te geven. In December 1858 bedroeg het getal der aanwezige
kweekelingen veertien. Over hun gedrag en vorderingen waren de Broeders
en ook anderen, die de school bezochten, zeer te vreden.
Het was ons eene regte verkwikking aan het einde van onzen arbeid eenige
oogenblikken te mogen wijden om op lichtpunten te wijzen. Wij danken
onzen God, die ons het voorregt schonk, om, nadat wij zoo veel droevigs
hadden moeten vermelden, ook te kunnen gewagen van die dingen, die het
hart des Christens met blijdschap vervullen. Wij wilden hiermede wel
besluiten, doch waarheidsliefde dringt ons ook nog met een enkel woord te
spreken van de groote belemmeringen die het zoo gezegende werk der
zending ondervindt. Wij spreken hier niet van de hardheid der harten, noch
van de neiging tot afgodsdienst, noch van de ligtzinnigheid, die zich nog
zoo dikwijls bij de negers openbaren. Waar van zending, waar van
Evangelieverkondiging sprake is, wordt dit in onderscheiden schakeringen
ondervonden. Wij spreken hier slechts van de belemmeringen, die
onafscheidelijk zijn aan het stelsel der slavernij.
Nog wordt de verkondiging van het Evangelie van genade door sommige
Administrateurs en Directeurs tegen gehouden; nog blijven plantaadjes voor
de zendelingen gesloten; nog wordt het onderwijs der kinderen op velerlei
wijze belemmerd. Op sommige plantaadjes wordt het den zendelingen wel
veroorloofd eene preek voor de negers te houden, doch hun niet toegestaan
de oude, zwakke en zieke slaven te bezoeken. Met hoeveel voorzigtigheid
moet de zendeling zich uitdrukken, om de waarheid niet te verkrachten, en
toch den meester niet te veel aanstoot te geven, opdat hij niet het geheele
werk verstore. Welk een hinderpaal voor de uitbreiding van het rijk Gods
onder de slaven is de hoererij der blanken, met de onder hunne magt
staande slavinnen. Welk een droevig gevolg der slavernij is het, dat er geen
wettig huwelijk onder de slaven kan worden aangegaan en de regten van het
vaderschap niet worden erkend. Hoe dikwijls wordt het met moeite onder
zuchten en tranen gezaaide moedwillig door den blanke verstoord. Hoe vele
voorbeelden zouden wij hiervan kunnen mededeelen; wij onthouden er ons
echter van. »Hoe verwoestend de slavernij is voor de zedelijke magt der
maatschappij, daarvan wordt men ten volle overtuigd, wanneer men slechts
eenigermate met het leven in de kolonie is bekend geworden. Intusschen
willen wij ons werk nog voortzetten en niet vertragen, in weerwil van den
tegenstand derzulken, die, om hunne persoonlijke bedoelingen, zich met
onze prediking der verzoening in Christus niet kunnen vereenigen; wij
willen in de kracht van Christus strijden tegen de duisternis, en ook daarin
ons geloof, dat de wereld in ons en rondom ons overwint, betoonen, dat wij
ons, na meer dan honderdjarigen arbeid, nog blijven schikken in en naar de
bestaande betrekkingen, die door God worden toegelaten; opdat, wanneer
de kracht van Christus den slavenstand opheft, Hem ook eere moge bereid
worden van onze verdrukking en droefenis, en de wereld erkenne, dat in
Hem alleen ware vrijheid te vinden is.” Zoo sprak de waardige Otto Tank,
wiens ernstige gemoedelijke taal bij de blanke bevolking te Suriname
ergernis verwekte. In eene maatschappij, verpest door de slavernij, tracht
men immer de stem van waarheid en regt te versmooren. Worde de slavernij
dan spoedig afgeschaft, want, gelijk de tegenwoordige hoofdvoorstander
der zending te Paramaribo schreef: »De vrije ontwikkeling van het
Godsrijk, de geestelijke en verstandelijke beschaving der negerbevolking,
wordt in het algemeen door de bestaande slavernij in eene hoogere mate
belemmerd, dan het, uit de verte gezien, wel schijnt, en dit is de onzegen
(vloek), die op haar rust; om deze rede voornamelijk, en niet alleen om den
uitwendigen toestand der slaven, is de slavernij verwerpelijk en
verfoeijelijk. Des te meer verheugen wij ons, dat thans het zekere
vooruitzigt op hare afschaffing bestaat.”
Spoedig kome die dag; de Heer doe hem weldra aanbreken; Zijne liefde
dringe ons daartoe mede te werken.
Door gunstige beschikking van den Minister van Koloniën is mij inzage
verleend in de officieele bescheiden, door den heer Baron van Heeckeren op
’s Rijks-Archief gedeponeerd, welke betrekking hebben op den tijd (1831–
1838), dat hoogstdeszelfs vader, de heer E. L. baron van Heeckeren,
Gouverneur-Generaal der Nederlandsche West-Indische bezittingen was.
Toen ik deze gunstige beschikking ontving, was de geschiedenis bijna, het
tijdvak van van Heeckeren reeds geheel afgedrukt. Kon ik dus de resultaten
van het onderzoek dier belangrijke bescheiden niet ter plaatse, waar zij
eigenaardig behooren, mededeelen, in een naschrift willen wij echter het
voornaamste daaromtrent aanstippen.
Uit die belangrijke bescheiden onder anderen blijkt, dat het onwaar is,
hetgeen soms wel eens door de partij der reactie beweerd en als bewijs van
de goede behandeling der slaven is aangevoerd, namelijk, dat de afschaffing
der slavernij in de Britsch West-Indische bezittingen door de slaven in
Suriname bijna met onverschilligheid werd vernomen, en dat er van geen
onrust onder de slaven sprake was. Integendeel leest men gestadig van
oproerige gezindheid der slaven, in het nabij Britsch Guyana gelegen
district Nickerie. Reeds in 1831, toen de kwestie der emancipatie in
Engeland ter sprake kwam, was het gerucht daarvan in de Nickerie ter oore
der slaven gekomen, en, volgens berigt van den Landdrost Tyndall aan van
Heeckeren, heerschte er in het geheele district dien ten gevolge een
oproerige geest onder de slaven en sprak men van eene zamenspanning tot
opstand op nieuwjaarsdag1. De President van het Gemeente bestuur, de
Baljuw enz. werden daarop naar de Nickerie gezonden, met last om de
gesteldheid der zaken te onderzoeken en verder naar bevind te handelen. Zij
begaven zich naar het bedoelde district en—als naar gewoonte—werden de
belhamels met gestrengheid gecorrigeerd2.
Toen de afschaffing der slavernij in Britsch Guyana tot stand was gekomen,
werd de communicatie tusschen het Nickerie-district en de Berbice
strengelijk verboden5. Daar de gewone maatregelen niet genoegzaam
waren, werd een vaartuig op de Corentijn gestationneerd, om de ontvlugting
der slaven te beletten6; terwijl de heer G. de Veer naar Demerary werd
gezonden, ten einde van het Britsche Gouvernement de uitlevering van de
gevlugte slaven te vragen7.
In 1837 had mede op nieuw een opstand der slaven in de Nickerie plaats; na
hunne veroordeeling door het geregtshof te Paramaribo werden zij, onder
geleide van 30 à 40 man militairen, naar de Nickerie terug gezonden, om
daar hunne straf te ondergaan8.
Telkens vindt men ook gewag gemaakt van ontvlugting van slaven uit de
andere gedeelten der kolonie, terwijl vele boschtogten ter verstoring der
wegloopers plaats vonden.
Men zou geheel onbekend moeten zijn met het menschelijk hart en met de
geschiedenis, om den minsten twijfel hieromtrent te kunnen blijven
koesteren.
Daarbij komt, dat zij, die, gelijk ik, eigenhandig de regterlijke stukken
onzer koloniale slavernij hebben doorzocht, vreeselijk wantrouwend zijn
geworden en gevaar loopen met een ongeloovig oog de beschrijvingen te
beschouwen dier arkadische toestanden, welker waarde wij hebben kunnen
toetsen!”9
De gewone middelen ter correctie der slaven—en deze waren toch nog al
krachtig—schijnen sommige meesters nog niet genoegzaam te zijn geweest
tot bedwang der slaven, waarom meermalen door meesters aan het
Gouvernement verlof werd gevraagd, om slaven, die zich slecht gedroegen,
op ’s lands fortificatiën te doen arbeiden, onder strenge discipline en zonder
dat de meester huur hiervan behoefde te trekken. Dat verzoek werd meestal
toegestaan, mits de eigenaar de onkosten der boeijen betaalde10. Ook werd
vermeerdering van het getal policie-dienaren noodzakelijk geacht en hun
getal werkelijk met zes vermeerderd, ten einde meermalen ontdekte
verbindtenissen tusschen slaven van Paramaribo en wegloopers, die in den
omtrek huisden, tegen te gaan11.
John Bent had in September 1833 aan J. H. Lance, den Engelschen regter in
het gemengd geregtshof ter wering van den slavenhandel, in die kwaliteit
een brief geschreven, waarin hij als aanklager optrad tegen zekeren
Nicholson (een Engelschman), wonende in het district Nickerie: »dat die
het er op toeleidde, om zekere slaven uit de naburige Britsche kolonie
Berbice met geweld te vervoeren, en dat Nicholson getracht zou hebben den
bevelhebber van zekere op de kolonie varende schoener Carolina J. Green
daartoe te verleiden. Lance, die de kolonie eerlang stond te verlaten, had
dien brief medegedeeld aan de betrokkene partij en aan zijnen opvolger
Dalrymph, terwijl hij—daar deze zaak buiten zijne competentie was—de
beslissing aan den Gouverneur overliet, vertrouwende, dat deze betamende
maatregelen zou nemen.
Van Heeckeren was over deze handelwijze van Bent zeer gebelgd; hij zag
hierin eene bedoeling, om, door het kenbaar maken van deze zaak aan het
Engelsch gouvernement, in de kolonie eene Engelsche jurisdictie, immers
eene Engelsche surveillance te vestigen over inwoners en burgers der
kolonie, en botsingen tusschen beide gouvernementen mogelijk te maken.
Uit het ingesteld onderzoek bleek niets misdadigs van Nicholson, en daar
Bent—zoo vermeende van Heeckeren—met vilipendentie van
Nederlandsche autoriteiten zijne medeburgers bij een vreemden regter, tot
geheel andere einden tegenwoordig, had aangeklaagd, zou men, krachtens
artikel 67 van het reglement, wel vrijheid hebben gevonden om Bent uit de
kolonie te verbannen. De Gouverneur vergenoegde zich evenwel slechts
met:
c. Bent te bedreigen, dat, wanneer hij verder aanleiding daartoe gaf, hij de
kolonie zou moeten ontruimen13.
Er is van tijd tot tijd eenig hout naar Nederland verzonden, doch deze
handel kan nog veel uitbreiding erlangen.
Dikwijls kwamen bij de Commissie van onderwijs, aan wie het toevoorzigt
en de verzorging, de opvoeding en het onderhoud der behoeftige weezen
was opgedragen23, verzoeken in tot het oprigten van eene school voor arme
kinderen, die daarop gratis onderwijs konden erlangen, daar het slechts aan
eenige kinderen op de stadsschool verleend voorregt veel te beperkt was. In
1836 werd aan dit verzoek gehoor verleend: het vroegere cholera-hospitaal
werd tot school en onderwijzerswoning ingerigt; het onderwijs zou zich
bepalen tot lezen, schrijven, rekenen, de zedeleer en koraalgezang;—dit
laatste echter slechts voor zoover de kinderen in een der Christelijke
kerkgenootschappen waren opgenomen. De onderwijzer zou eene
bezoldiging van ƒ 1200 ontvangen24. Later werden twee stadsscholen
opgerigt: eene voor gealimenteerden en eene voor kinderen van behoeftige
ouders25; en werd ook in eene betere verzorging der behoeftige wezen
voorzien.
Op Bladz. 671 schreven wij, dat vereenvoudiging in het bestuur der kolonie
zeer gewenscht was, want dat het onderhoud van een legio ambtenaren,
waarvan sommige weinig te doen hadden, enorme kosten veroorzaakte. Uit
de officieele bescheiden blijkt, dat dit inderdaad zeer groot was, en het moet
ons verwonderen, dat de Nederlandsche regering toeliet, dat groote sommen
verspild werden (zie bladz. 677), daar de slechte staat van ’s lands
geldmiddelen niet veroorloofde onkosten voor Suriname te doen en telkens
bij den Gouverneur werd aangedrongen om remises te zenden26.
Our website is not just a platform for buying books, but a bridge
connecting readers to the timeless values of culture and wisdom. With
an elegant, user-friendly interface and an intelligent search system,
we are committed to providing a quick and convenient shopping
experience. Additionally, our special promotions and home delivery
services ensure that you save time and fully enjoy the joy of reading.
ebookultra.com