PDF The Wiccan Mysteries Ancient Origins Teachings 1st Edition Raven Grimassi download
PDF The Wiccan Mysteries Ancient Origins Teachings 1st Edition Raven Grimassi download
com
https://ebookname.com/product/the-wiccan-mysteries-ancient-
origins-teachings-1st-edition-raven-grimassi/
OR CLICK HERE
DOWLOAD NOW
https://ebookname.com/product/the-origins-of-ancient-vietnam-2015-1st-
edition-nam-c-kim/
ebookname.com
https://ebookname.com/product/hidden-history-lost-civilizations-
secret-knowledge-and-ancient-mysteries-1st-edition-brian-haughton/
ebookname.com
https://ebookname.com/product/critical-thinking-an-exploration-of-
theory-and-practice-1st-edition-jennifer-moon/
ebookname.com
Japan 3rd Edition Rex Shelley
https://ebookname.com/product/japan-3rd-edition-rex-shelley/
ebookname.com
https://ebookname.com/product/sarbanes-oxley-compliance-using-cobit-
and-open-source-tools-1st-edition-christian-lahti/
ebookname.com
https://ebookname.com/product/a-glossary-of-cultural-theory-2nd-ed-
edition-peter-brooker/
ebookname.com
https://ebookname.com/product/cardiothoracic-surgery-2nd-edition-
joanna-chikwe/
ebookname.com
Modern Mongolian A Course Book John Gaunt
https://ebookname.com/product/modern-mongolian-a-course-book-john-
gaunt-2/
ebookname.com
THE ANCI ENT M YSTERI ES REVEALED
Here is material that was once exclusively taught only within the
initiate levels of the older Wiccan traditions. Explore the inner
meanings of the Charge of the Goddess and the other sacred writ
ings of the Craft. Gain a fuller appreciation of the inner meanings
and symbolism of Wiccan rites and traditional practices. Learn
time-honored techniques to create your own astral temple, prop
erly consecrate ritual tools, or work with a magickal familiar. The
Wiccan Mysteries is an indispensible guide to understanding the
essential teachings of the Wiccan religion.
OTHER BOOKS BY THE AUTHOR
cc
MYSTERIES
ANCIENT
ORIGINS & TEACHINGS
RAVEN GRIMASSI
2001
LLEWELLYN PUBLICATIONS
ST. PAUL, MINNESOTA 55164-0383, U.S.A.
Wiccan Mysteries. Copyright © 1997 by Raven Grimassi. All rights
reserved. No part of this book may be used or reproduced in any manner
whatsoever, including Internet usage, without written permission from
Llewellyn Publications, except in the case of brief quotations embodied
in critical articles or reviews.
FIRST EDITION
Sixth Printing, 2001
Cover design by Lynne Menturweck
Cover art by William Giese
Illustrations by Shadowhawk and Lisa Novak
Interior design and editing by Connie Hill
Library of Congress Cataloging-in-Publication Data
Grimassi, Raven. 1951-
Wiccan mysteries : ancient origins & teachings I Raven Grimassi.
p. em. -
Llewellyn Worldwide does not participate in, endorse, or have any authority or responsibility
concerning private business transactions between our authors and the public.
All mail addressed to the author is forwarded but the publisher cannot, unless specifical
ly instructed by the author, give out an address or phone number.
Llewellyn Publications
A Division of Llewellyn Worldwide, Ltd.
St. Paul, Minnesota, 55164-0383
www.llewellyn.com
Bibliography . . . . . . . . 287
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Index .. . . . . . . . . . . . . 291
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
vii
ILLUSTRATIONS
Civilization Timeline . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 20
Evolution of the Horned God .. . ...... . . . . . . . . . . . . . . . . . .73
Tore, Caduceus, and Horned Figure ............ .... ..77 . . .
T
he purpose of this book is to restore the Wiccan Mysteries
to their rightful place in the Community while providing
a sense of the great antiquity of the Mystery Tradition within
Wicca, the Old Religion. It is also my purpose to provide a
historical basis for the many beliefs comprising Wicca. The
vast majority of Wiccan Traditions have their foundation in
the religion of the Celts. Unfortunately, very little of what the
Celts believed and practiced can be proven historically. I
believe that this has resulted in a certain lack of credibility
concerning Wicca among many of the World Religions, and
certainly within Academia as a whole. Sadly, there are those
who label all Wiccan Traditions as speculative modern recon
structions, revisionistic, or total fabrications (including some
Wiccans themselves).
This erroneous assessment is understandable among those
who possess little, if any, understanding of the Mystery
Tradition within the Old Religion, or the tenacity of secret soci
eties in general. In an attempt to resolve some of these issues
creating an obstacle for a wider acceptance of Wicca, I offer
here a study of the antiquity upon which the Old Religion was
established. Over the past twenty years I have studied and com
piled an extensive database reflecting the theories, conclusions,
and discoveries of inany of the most widely acknowledged
experts in the fields of mythology, archaeology, and European
X PREFACE
READER N OT I C E
P
resented within these pages are the Inner Teachings of
Wicca as a pre-Christian European Mystery Tradition.
Here the reader will encounter the essential teachings of the
Mysteries as perceived in the Old Religion of Europe. This is
not a book of New Age philosophy, nor is it a presentation of
individual adaptations within Wicca as a Religion. It is instead
a book containing the ancient foundations of Wiccan belief and
the esoteric concepts that empower Wicca as a System for spir
itual development.
You cannot skim through this book and come away with an
understanding of its teachings. The book must be read chapter
by chapter in order to understand it in its totality. It will chal
lenge you to expand your understanding, and perhaps at times
even to re-examine your own perceptions. This is a book about
the inner meanings of Wiccan rites, beliefs, and practices. You
will not find cute little spells here, nor will you find patchwork
rituals tossed together to create yet another Wiccan Tradition.
What you will find instead are time-proven concepts and beliefs
that have created, maintained, and carried Wiccan beliefs up
into this modern era.
Wicca has changed a great deal since the days when Gerald
Gardner first brought it to public attention in his book
Witchcraft Today (The Citadel Press, 1954). Many people have
come to Wicca from religions and teachings they could no
xiii
Another Random Scribd Document
with Unrelated Content
Toen de kapitein van de "Lyons":
"Yes, sir."
"Is een laag kogels en kruit en roest, die een eeuw lang als deksel
boven den verborgen schat dienst heeft gedaan!"[a235]
"En de dikte?"
"Ik zou eerder zeggen: iets minder dan twee honderd ton, sir."
Hij zei dit niet opgewonden; maar langs zijn[a236] hoekigen neus
boorden zijn twee lichte oogen; de sterke kin stak vooruit, alsof hij
zoo toe wilde springen op den geheimzinnigen schat.
Ik dacht: als er ooit een kerel is, die het goud van den nukkigen
zeebodem kan afhalen, dan moest hij het zijn!
"O! 't is mijn overtuiging, dat het goud zich nòg in het wrak van de
"Lutine" bevindt. En ik ben er even zeker van, dat den een of
anderen dag de pogingen zullen slagen. Zoodat de heele schat, die
daar op den zeebodem ligt, te voorschijn gebracht zal worden.
Maar..."[a240]
"Je rekent dus zelf niet vast op het resultaat van morgen?"
Hij gaf geen direct antwoord.
Zoo kwam 't, dat de vuurtoren, die den naam draagt van
"Brandaris", me met z'n lange statige lichtbundels, die als vier
flitsende spaken van een onzichtbaar wiel door den hoogen
donkeren nacht rondwentelen, me wakker hield, omdat zijn licht zich
telkens door dien kier boorde. Dan dacht ik aan deze lichtpijlen, in
hun onafgebroken rondzwaai langs heel den wijden horizon
cirkelend, van den avond tot den morgen, en hoe ze tel[a241]kens
ook even moesten strijken langs de verre plek op zee, naar het
westen, waar omlaag het "Lutine"-wrak lag.
's Morgens vroeg — 't grauwde nog van nanacht — werd er al aan
de deur getikt van onze slaapkamer.
Maar het loodsje op de brug, nadat hij z'n pruim voor een sigaartje
had verwisseld, trok zijn beweeglijke mondhoeken neer en tegen het
optimisme van den kapitein in, beweerde-ie, dat de wind te vast zat
in 't Noorden; dan had je buiten altijd veel last van water en
beweging.
"Wat?"
"Dynamiet."
"Wat zeg je van den wind?" vroeg ik het loodsje, dat rookte als een
schoorsteen en meteen pruimde op het lurkje van z'n sigaar.
"Als de wind naar het Oosten loopt!", zei de kapitein met zijn sjeuig
optimisme, "dan kunnen meteen de duikers omlaag."
Zoo toegerust kan een duiker zich boven water bijna niet bewegen
door al het gewicht, dat hij moet torsen; log, moeilijk, traag, werkt
hij zich zelf over de verschansing heen, plonst voet voor voet het
trapje af, tot hij onder water verdwijnt.
"Hier is 't!"
"De wind zit vast", zei de ander. "En àls-ie verandert, kruipt-ie naar
't Westen."
"'t Zal 'n verlies zijn voor Terschelling als ze die millioenen
ophalen!"
Doch den volgenden dag gaat het duikerschip in het geheel niet
uit.
Maar het loodsje loopt langs den wal; zijn[a257] handen diep in de
zakken van zijn stijve broekspijpen; hij kent den wind en 't water en
't tij al zoo lang.
"Da's voorloopig mis met de "Lutine"."
Dan wringt het loodsje de boot de haven weer uit, en 't gaat weer
den Spathoek om, den Stortemelker voorbij, de buitengronden over,
tot waar de boeien dobberen boven de vreemd-stille plek in zee...
[a260]
Men had nu, dank zij het oude perkamenten kaartje, de plek
ontdekt, waar de schat verborgen lag, beneden de roestlaag, tot één
geweldigen vloer verhard.
Ik reisde met mijn vriend den langen weg terug, weer naar
Harlingen, per trein naar Leeuwarden, en zoo op huis aan.
Dit was niet z'n eerste tocht geweest naar Terschelling, en hij zou
er nog wel meermalen moeten heen reizen. Uit zijn brieventasch vol
documenten zou hij wellicht weer andere stukken opdiepen, geel
van ouderdom, maar telkens belangrijk, om de nieuwe verwachting,
die ze zouden wekken.
En dan?... Dan zal ik voor jullie het slothoofdstuk schrijven over het
"Lutine"-wrak, en zooals de zee met halsstarrigheid haar schat
bewaakt heeft, doch hoe zij dien ten laatste[a262] toch heeft
moeten afstaan aan de menschen.
Hoelang nog, eer ik voor jullie het jongensboek met het volledige
verhaal van de "Lutine" mag schrijven?
[a263]
Ik stond met Hendrik op de plecht van onze zeilboot. Hendrik was
de schipper, de patentste, de meest bevaren, de wel-bespraaktste
schipper, die jullie je kunt voorstellen. Het schip dreef lui en log met
het langzame tij af. We hadden niets anders te doen, dan den wacht
houden bij het ankerspil. Slechts van tijd tot tijd moesten we de
armen uit de mouwen steken om den spilbout aan te vatten. Maar
den meesten tijd hadden we er het luieren toe te doen. De boot
dreef[a266] immers van zelf! En dan kortte Hendrik zich en mij den
tijd met z'n schippers-verhalen. Daarbij verschoof hij regelmatig z'n
tabaks-pruimpje van de linker- naar de rechterwang.
Zoo raakte hij dan, met bei' z'n armen leunend over den spilbout,
aan het babbelen. Hij begon met zijn onafscheidelijk, half
grinnekend, half ernstig stopwoordje van "Kcha! kcha!" dat hij
steeds gebruikte, als hij met een van zijn schippers-verhalen begon.
"Kcha! kcha!... Hendrik kan van alles!... daarveur is 't-ie z'n leven
lang schipper 'eweest. En zoo'n zeilbootje bouwen, dat leeren wijlui
waterschippers zoo met 't waaien mee!"
Hij ving zijn verhaal aan. Dat waren altijd van die kneuterige
verhalen, waarnaar ik telkens weer genoegelijk stond te luisteren. Ik
leunde naast hem, ook met beide handen gesteund tegen den
tweeden spilstok. En je zit daar maar wat best tot luisteren op zoo'n
bolder.
"Wat was dat wel voor 'n scheepje?" vroeg ik; want ik stelde
hoegenaamd geen belang in een, mij onbekenden, notaris, maar wel
in het bootje, door Hendrik op stapel gezet.
"Dat was nou 'n niet te groote sloep, m'neer," begon Hendrik
peinzend, en hij scheen zich nog iets anders dan z'n schepping te
herinneren, "ik had d'r 'n mastje bijgemaakt met touwwerk en zeil,
en groen in de verf met 'n knap wit biesje langs de boorden.
"Drie weken heb ik 'ezeid, is 't niet m'eneer? Nou dan! 't Benne d'r
nog geen zeuventien daagjes 'eweest, of ie stond al droog in de
groene verf en glimmend in de vernis as 'n penantkast in de
poelitoer. Ik sla 't luik met 'n spijker dicht, want m'n wijf lei maar te
zaniken van de rommel die Hendrik op zolder had 'emaakt. Maar ik
schuif zoo op m'n toffels naar 't "Witte Paard," en ik roep: "Kcha!
kcha! jonges, wie drinkt d'r eerst 'n glaasje bier voor de notaris z'n
cente, en steekt dan 'n handje uit om Hendrik te helpen?" Zoo krijg
ik wel 'n half dozijn van die kaajschip[a274]pers mee. — "Wat is d'r
loos, Hendrik?" vragen ze me buiten! Maar ik zeg alleenig maar:
"Hebben jullie ooit een schip op zolder 'ezien, jonges?"
— "Wat wil die nou!" stoeien ze. Tot ik ze 'n dubbele lijn in d'r
handen gaf. — "Nou strak houwe, manne, en zachtjes aan, dat jullie
me moeders schoorsteen niet mee omlaag halen." M'n wijf stond
met 'n gezicht as 'n vuile lucht an 't vlieringtrappie te sjagrijnen.
"Skiet nou op", lach ik inwendig, "as je wat zien wilt wat je
nooit[a277] 'ezien heb, wijf, steek je temet je hoofd tusschen je
kozijnblommetjes, want daar zweeft d'r 'n boot omlaag." Ik tippel
naar boven, sla 'n takel uit, wikkel 'n tros om de boot, en steek m'n
pet door 't zolderraam. "Kenne we al halen, Hendrik?" roepen m'n
mannen van benee. "Ho!" schreeuw ik kwaad terug, want ik had
vergeten de maat te nemen van 't venstergat. En m'n boot kon d'r
niet door. "'n Momentje, jonges! en hou 't lijntje maar zoolang
strak!" Want ik was toch zoo kwaad van binnen, dat m'n wijf nog
zou triomfeeren. En ik neem m'n gereedschap en ik hak zoo 't heele
venster met sponning en al an splinters, en 'n paar ouwe pannen
kieper ik net op den neus van m'n toffel, en wat spanten van 't dak
zaag ik door. 't Was maar 'n arm huur-huizie, mot u redeneere,
m'neer, en dat dak zat er toch maar zoowat bovenop 'ekleefd. Later
heb ik 't al weer eigenhandig bijgepriemd. Maar ik schreeuw: "Nou,
jonges, laat 'm zweven!" En meteen halen ze 't lijntje door de takel
en schiet me de boot de ruimte in!"
't Schippertje kletste van de pret 'n hand op z'n knie. Hij mikte 'n
langen bruinen straal over[a278] 't ankerspil en grinnikte z'n plezier
uit met z'n gekke: "Kcha! kcha!", hetgeen krek op 'n spottenden
eksterroep leek.
"Je zou dat nieuwe bootje voor den notaris immers naar 'm toe
rijden, was je aan 't vertellen?"
Hij droogde zich het dampende voorhoofd, want Hendrik had tot
gewoonte, zich bij elke werkzaamheid van pure opgewondenheid in
het zweet te zwoegen.
"Toen de boot dan in de lucht hong, as 'n vlieger an z'n touw, krijg
ik de ingeving. M'n wijf stond d'r tramontanen te zamelen achter de
horretjes, maar ik schreeuwde omlaag naar de schippers: "Leg effe
jullie lijntje om die boom, dan ben ik zoo beneej'." En mèt stond ik
bij ze omlaag. "As ik nou 'n kar met peerd had, dan zouen jullie pas
lachen!" zei de gek. Want ze stingen al maar vroolijkheidjes te
maken naar die zweefboot, alsof die zoo van 'n karmisspul was. Eén
laat de lijn los en roept naar me: "Je zel je kar hewwe, Hendrik!"
De andere jonges goggelen naar me: "Wat let ons, of we late je lijn
skiete, en je bootje left an schilvers asse we met z'n alle niet magge
mee rije!" — "Houw jullie de lijn stijf, en al de manne magge mee in
de boot óp de kar!" zeg ik eerlijk terug; want 't waren zoowat
goeiïge hajebaje, die wel erris 'n verzetje mochte. Daar steekt m'n
vrouw d'r hoofd uit tusschen de reseda's: "Jij[a283] gaat niet mee,
Hendrik!" gilt ze. Maar meteen late de jonges de lijn door de takel
vieren, en skiet me die boot bijna twee vaam omlaag. En zij d'r
hoofd weer 'eborgen achter d'r horretjes. Rijdt me al peerd en
wagen veer; die drieste makker op de bok. En wij met z'n alle de
boot op de wagen 'epast en vast'esjord en Hendrik kommendeeren
as in 'n oorlogssloep: "An de rieme! en met Gods zegen, — drieéje!"
Zoo rijje we ons steegje uit, en koope 'n graantje in 't "Witte Hert,"
en rijje fijn de straat door, en koope 'n graantje op de hoek, waar 't
ruite-wapen uithangt, en rijje de heele stad door, en legge overal
aan, en koope overal effe 'n klein glaasje van 't een of ander, want
de notaris had 'ezeid dat-ie zelf de transport-kosten wou dragen.
Nou, we zitte daar in die boot, net asse matrozen, maar de riemen
hieuw ik weg 'eborgen, want d'r zou geen spatje aan 't spul
bederven, eer Hendrik de boot had afgeleverd. We rijje 'n lange
weg, en we rijje perjuu nog wel een eindje om ook, en as 't zoo pas
geeft, roept Hendrik naar die drieste koetsier voorop: "Hou' nou 's je
peerd in, man, want we raken buuten asem[a284] van 't roeien!" En
daar sting dan altijd wel, as Hendrik liet strijken, 'n gelegenheid voor
'n dorstig varensman."
Hendrik's glimmende kop was nu een en al gegrinnik van
herinneringspret; den spilbout had hij laten zakken, achter zich, en
langzaam daarmee bewegende, wees hij: "Zoo stond Hendrik
achter[a287] in de boot, as 'n stuurman an z'n roer, en die manne
op de roeibankjes, en dat alles boven op de kar; op 't nokkie zat de
koetsier, met 'n merakelschebrom in. Maar we kwamen d'r. En 't was
nog knap vroeg, met nog geen streepie licht an 't duuster. Toen
kommedeert Hendrik: "Vast, manne! nou 'ezwegen, of jullie verbeurt
je handgeld!" En stil as nonnetjes rijdt me de kar de tuin van de
notaris binnen, net voor de slaapkamer van de jongeheer met z'n
bult, want voor die was 't presentje bestemd. Zoo benne we daar
zitten blijven, tot 't boven wat begon te klare; de rieme buiten
boord, 't zeiltje 'eheschen, 't fokkie voor an de mast, en allemaal
zwijgen as moffe uit 't beeldespul.
Wordt eerst de notaris wakker,
wrijft zich zijn oogen uit, zet zich z'n
fok op, en schuift me van
verbouwereerdheid 't raam open...
"Wat is dàt nou!" — "Je bootje,
m'neer de no[a290]taris!" salueer ik
en al m'n manne make groot-saluut,
as de jongeneer van Hendriks stem
wakker wor' en in z'n slaaphempie
voor de ramen komt dansen. "M'n
komplement!" zeit de notaris, "'t
lijkent me 'n knap stuk werk, maar
hoe prakkiseer je 't, Hendrik, om
zonder water te raken die boot hier
'n m'n tuin te rijje?" — "We rijjen 'm ook nog voor je te water,
notaris, maar eerst wou ik je op je nuchtere maag laten genieten
van de vernis!" En ik schreeuw naar m'n koetsier, die te slaapknikken
zit: "Vor-uit, drieste, naar de waterkant; en jullie zette me de boot te
water, zonder dat d'r 'n krasje an mankeert!"... Die notaris, wat 'n
man van ervaring was, neemt Hendrik ampart en zeit tegen me: "Die
mannen die je 'eholpen hebben, Hendrik, late die 'n glazie bier gaan
drinken op je gezondheid en op mijn rekening." — "Dat hebbe ze al
'edaan, m'neer de notaris," tik ik an m'n petrand; "we bennen zoo al
'n dag an 't manevreeren met uwé's bootje, en 't kan nog knap 'n
dag extra worre eer we weer bij moeder thuis legge, want zoolang
as ik nou al vaar, en toch ben ik al als klein kind op 'n skuit 'eboren,
heb ik nog nooit of[a291] ooit 'n schip over de weg zien rije. Of wat
jij, m'neer de notaris?"
Hier moest Hendrik weer den ketting vieren, want ons drijvend
schip was dwarsstroom gegleden, en juist moest het met
wetenschap om een der uitstekende strekdammen geloodst worden.
't Was avond geworden; onze schuit lag stil op de rivier, en stevig
voor anker, — waarvoor Hendrik trouwelijk gezorgd had. De
ankerketting stond strak. Met geluidlooze sidderingen wrong[a292]
zich het immer stroomende water langs de schakels, zoog de
boorden van het schip langs, teekende grillige figuren over de rivier.
We keken ernaar, zwijgend uitrustend na ons eindeloos gestoei met
de rivier, die onze drijvende schuit maar geen oogenblik met rust
had willen laten. Later raakte Hendrik toch weer aan den praat, —
hetgeen hij niet kon en wou laten, noch onder het werk aan roer of
spilblok; noch onder het poozend kringetjes-spuwen bij avond-
stemming genieten op de rappe rivier.
Het schippertje bleef peinzend voor zich uit staren. Toen in-eens
kwam het slot van zijn schippersverhaal over de eigen-gemaakte
boot.
"Zoo is 't d'r toen verder mee gegaan, m'neer," haastte hij zich
blijkbaar. "Ik lag nog geen week thuis, of d'r was al 'n pampier-
schrijven van de notaris; de schoolmeester heeft 't me net zoo veur
'elezen, en of Hendrik de volgende week zoo vrindelijk wou wezen,
om bij m'neer de notaris te komme, want dat dan die jong z'n
jaardag vierde, met z'n ronde ruggetje, en dat die kwajonge as
eenig verlangen 'n zeilpartijtje begeerde. Nou, die notaris was me
ook geen schippersvak 'ewend, dat had ik van wel vroeger 'emerkt;
die 'ebruikte z'n bootje alleenig maar tot visschers[a294]werk. Maar
Hendrik had 'm toch 'n bootje 'ebouwd, dat juustement rank 'enog
op 't water lei', om zonder al te veel jan-klaasen 'n aardig gangetje
te zeilen.
"Daar begeef ik me niet an!" zeit me die notaris, "ieder z'n werk, ik
de aktes, en Hendrik de takelage." — "Je kan 't bestelle zooas je
maar wil, notaris," zeit de gek, en ik wijs dat bocheltje 't plaatsje
vooran, waar die[a297] geen goed of kwaad kon uithalen. Maar wij
zijn nog niet buuten, of dat jong wor' ongedurig, en temet mot
Hendrik op z'n zeilwerk lette, want daar kwam 'n windslag van wat
ben je me. "Ga je nou zitte, jongeneer!" Mot m'neer hooren, net as
Hendrik 't nademaal nog altoos in z'n ooren hoort roepen: "'n Bult
drijft, Hendrik!" En zoo is die over boord 'eslagen, en as Hendrik 'm
wil grijpe is die al heelemaal weg, zoo snel as Hendrik nog nooit of
ooit 'n wolk voor de zon heeft zien verskiete. Ik smak m'n roer om;
ik zeil de plek over. Drie keer, vier keer. Zijn 't er honderd keeren
'eweest? Weet Hendrik ook niet meer. Maar toen Hendrik thuis kwam
met 't bootje, was 't voorplaasie leeg. — "Je bocheltje is verzope,
notaris," zeit Hendrik. En meer niet, want ik heef' nog nooit zoo'n
prop in m'n spraak 'ehad."
Hendrik zweeg, vervaarlijk kauwend op z'n tabakspruim. Ik zweeg
mee. Wat viel er te spreken? Toen spoog Hendrik recht naar een van
die malle speelsche water-kolkjes ter weerszij van den ankerketting,
en beëindigde aldus z'n verhaal:[a298]
"Die notaris was 'n ijzelijk man, m'neer. Ik heb 'm later niet weer
'ezien. Hendrik wou 'm niet meer zien. — "Neem nou je
gereedskap," zeit ie, "en hak me die boot an zulke gruzelementjes,
dat geen mensch zal zien, dat 't ooit 'n skuit kan zijn 'eweest."
"Heel 'n week heeft Hendrik d'r an gewerkt, om 't ding ongedaan te
maken. Je breekt 'n skuit wel eerder af, dan dat je 'm opbouwt. Maar
om 'n gaaf scheepje tot splinters te vernielen kost ook z'n tijd. "Niks
meer van over, Hendrik?" vraagt die stille man. — "Niks, notaris!" —
"Hoeveel ben ik je schuldig, Hendrik?" vraagt die notaris. — "Niks!"
zeit Hendrik, en ik keek 'm van terzij an, om 'm goed te laten weten,
dat ie met die larie geen tweede keer bij mijn aan boord most
komme. — "Je mist 'n week loon, Hendrik," probeert die waarachtig
nog. — "En jij mist méér dan een week, notaris," schreeuw ik. Want
ik kon die ijzelijke man niet langer daar zoo zien staan kijken naar 't
stapeltje brandhout, dat er van 't bootje over was.
"Hendrik is toen maar weg 'eloope. Weet je wat ik onder m'n arm
hieuw, m'neer? 'n Splinter van 't voorpleggie, waar die jong op
'ezeten had, met[a302] z'n bultje tegen de mast 'eleund. As de
notaris 't 'ezien had, was die nog in staat 'eweest, 't me af te nemen.
Zoo nam ik 't mee naar huis. "Laat maar," zeit Hendrik tegen de
vrouw, toen ze me vroeg wat ik haar mee bracht van m'n zeiltocht.
Had die me nog maar uit 'elachen om dat leste spaandertje van
Hendrik's eigen-geprutste boot."
JAN FEITH
Transcriber's notes
Welcome to our website – the ideal destination for book lovers and
knowledge seekers. With a mission to inspire endlessly, we offer a
vast collection of books, ranging from classic literary works to
specialized publications, self-development books, and children's
literature. Each book is a new journey of discovery, expanding
knowledge and enriching the soul of the reade
Our website is not just a platform for buying books, but a bridge
connecting readers to the timeless values of culture and wisdom. With
an elegant, user-friendly interface and an intelligent search system,
we are committed to providing a quick and convenient shopping
experience. Additionally, our special promotions and home delivery
services ensure that you save time and fully enjoy the joy of reading.
ebookname.com